zondag 11 december 2016

Democratie ja/nee?

Democratie, volgens het principe dat iedereeen 1 stem heeft en dat iedereen die daarvoor in aanmerking komt mag stemmen, zou uitstekend werken als alle stemmers wijs en ter zake kundig waren en alle gekozenen bovendien eerlijk en oprecht zouden zijn. Het blijkt echter dat dat niet het geval is.
Ondanks dat men het vaak met de uitkomst van een democratisch proces absoluut niet eens is, blijven de meesten hardnekkig volhouden dat democratie zaligmakend is. Dat het niet functioneert zien ze als incident, niet als vaststaand gegeven. Maar wat is er nu eigenlijk met de huidige democratie mis?


Is het niet onverstandig democratie te willen?

Men vindt dat iedereen, met uitzondering van jeugdigen en enige andere kleine groeperingen, stemrecht moet hebben. Maar is dit wel zo verstandig? Men laat scholieren toch ook niet de vrije keus wat betreft leerstof en leermiddelen?
De gemiddelde burger heeft weinig inzicht in het reilen en zeilen van een staat. Hij kan, en dat is hem niet kwalijk te nemen, de gevolgen van zijn politieke en economische keuzes vaak niet overzien. Hij gaat daarom af op zijn gevoelens en het geen hem door anderen voorgeschoteld en geadviseerd wordt.
In de politiek en in de media speelt men echter meestal geen eerlijk spel. Men doet valse beloftes, bespeelt gevoelens en stelt de zaken geregeld heel anders voor dan zij zijn. Verkiezingsbeloften worden tijdens de formatie meestal naar het tweede, zo niet laatste plan verschoven. Een groot aantal kiezers wordt op deze wijze misleid. De geschiedenis kent daar meer dan genoeg voorbeelden daarvan.
In dat licht bezien is ook een referendum een zeer gevaarlijk instrument! De kans dat een moeizaam bereikt compromis door een mediahetze getorpedeerd wordt, is groot. Of zoiets goed of slecht uitpakt, valt moeilijk te voorspellen.
Men zou haast gaan denken: een staat geregeerd door een paar wijzen is te prefereren boven een staat geregeerd door een massa, die bewust misleid wordt.

Wil men trouwens wel democratie?

Veel mensen beweren een voorstander van de democratie te zijn, maar men kan zich afvragen of dit werkelijk wel zo is. Als er weer eens verkiezingen zijn, hoopt iedereen dat zijn partij een absolute meerderheid zal halen. Men weet natuurlijk dat dat niet zal lukken, maar ergens in hun hart hoopt men het toch. Anders kan je net zo goed thuis blijven.
Waarom wil men graag dat hun uitverkoren partij een absolute meerderheid haalt?
Dat wilt men toch alleen opdat hun partij het dan volledig voor het zeggen krijgt en niet gehinderd zal worden door coalitiegenoten, die weer wat anders willen. Elke keer als we naar de stembus gaan hopen we dus dat de partij van onze keuze, ook al vertegenwoordigd deze op dat moment nog een minderheid van het volk, een wel haast dictatoriale macht krijgt.
We zijn dus eigenlijk voor een dictatuur, maar omdat we anderen die macht niet gunnen, kiezen we maar voor democratie.

Maar wat is die democratie waarvoor we kiezen nu eigenlijk?


De ondemocratische democratie.

Men doet het aan de kiezer voorkomen alsof men personen kiest en voorkeursstemmen uit kan brengen. Met het aantal stemmen van de kiezers krijgt de gekozene echter niet meer dan slechts één zetel in het parlement. De rest vervalt aan anderen en misschien zijn dat juist de personen die men NIET in de vertegenwoordiging wilt. Veel stemmen komen dus bij de verkeerde mensen terecht.
Behalve dat, blijken de individuele leden van een partij zich dikwijls aan de partijpolitiek aan te moeten passen. Ook van met voorkeursstemmen gekozen partijleden wordt vaak geen afwijkend stemgedrag getolereerd.
Op deze wijze wordt ook het stemgedrag van de kiezers die op één partij stemmen tot één ongenuanceerd geheel. Iets wat men andere systemen, die vaak minder democratisch genoemd worden, zo vaak verwijt. Zou men democratischer te werk willen gaan dan zou men de stem van elke gekozene moeten tellen als of het de stemmen van zijn of haar kiezers waren. Ook partijpolitiek zou minder de boventoon moeten voeren.
Nu bepaalt dus een meerderheid (bijv. 51%) binnen de partij wat de partij doet. Als deze partij een meerderheid van bijv. 51% in de kamer heeft, dan is het slechts ca. 26% van het aantal geldig uitgebrachte stemmen wat de dienst uit gaat maken.
Bij een opkomst van 75% kan de staat volkomen democratisch geregeerd worden door nog geen 20% van de stemgerechtigden, wat ongeveer neer komt op minder dan 16% van de totale bevolking.
Ik kan zoiets geen democratische meerderheid vinden; U wel?
De democratie met of zonder eerlijke meerderheid leidt er toe, dat minderheden achtergesteld kunnen worden. Het komt vaak genoeg voor dat er democratische beslissingen genomen worden ten nadele van bepaalde groepen, zonder dat zij een stem in het kapittel gehad hebben.
Democratie lijkt het in zich te hebben minderheden ten achter te stellen.
Aangezien er in het parlement geen enkele partij een meerderheid heeft, stemt iedereen op een minderheid, waardoor iedereen zich achtergesteld voelt. Het is dus niet verwonderlijk dat men ontevreden is.


Misbruik binnen de democratie.

Sommige personen worden volksvertegenwoordiger niet op grond van het feit dat zij gekozen zijn, maar op grond van het feit dat er stemmen overschoten. Zij kunnen zich echter bijvoorbeeld wanneer ze uitsluitend geprofiteerd hebben van het vertrouwen van een partij zich uit deze partij losmaken en een eigen koers gaan varen.
Het zou zelfs kunnen gebeuren dat een persoon waarop eigenlijk geen enkele stem uitgebracht is, een eenmanspartij in de kamer gaat vormen.
Een ander misbruik komt voor onder de leden van de regering. Terwijl men weet dat de meerderheid van het volk of van de kamer iets niet wil, drukken zij soms op dictatoriale wijze hun eigen plannetjes er door. Zij weten zich beschermd door de coalitie. Deze coalitie is vaak met de grootste moeite tot stand gekomen en men waakt er dus wel voor de coalitie in gevaar te brengen en zeer zeker wanneer de regeringspartijen er in peilingen slecht voorstaan. De belangen van de regeringspartijen worden op deze wijze door de leden van de regering soms op grove wijze uitgebuit.
Al met al is het dus erg onduidelijk waar je stem terecht gaat komen en wat je keuze voor een gevolgen zal hebben.

Democratische koehandel.

Bij de tweede kamer verkiezingen van 2012 kreeg de VVD meer dan 26%, de PvdA net geen 25% van de stemmen. Daarna schijnt er een soort handel ontstaan te zijn in beleidspunten die deel uitmaakten van het regeringsbeleid. De één kreeg op het ene punt zijn zin, als de andere maar op een ander punt zijn zin kreeg. Bij een opkomst van iets meer dan 74% wil dat zeggen dat het regeringsbeleid steeds naar de wens van een partij die hooguit 20% van de stemmen vergaard had, aangepast werd. De meerderheid binnen die partij, dat wil in dit geval dus zeggen 11% van het aantal zetels, bepaalt dus vervolgens wat er gaat gebeuren.
Neemt men daarbij in overweging dat meestal maar een beperkt aantal punten uit het partijprogram door de kiezers onderschreven worden, dan is het resultaat dat uiteindelijk een zeer klein percentage kiezers achter het beleid van de regering staat.
Bij een dergelijke ruilhandel in beleidspunten is het dus steeds een minderheid, die de koers bepaalt!
Democratisch kan men dit niet noemen en het is dan ook niet verwonderlijk dat de kiezer het gevoel heeft ‘niets van zijn stem terug te vinden in het beleid’.

De gegijzelde Democratie.

In situaties waarin de regeringspartijen net een beetje te kort komen voor een meerderheid, zoeken deze partijen vaak steun bij een kleine partij. Deze partij blijkt dan in deze situatie veel sterker te staan dan men op grond van het aantal zetels dat de partij heeft, zou mogen verwachten. Die twee, drie stemmen extra betekenen in zo'n geval namelijk: alles of niets
In ruil voor de steun aan de regeringspartijen verlangt een kleine partij vaak een zekere 'tegenprestatie'. Zij weten dan met behulp van hun tijdelijke bondgenoten zaken voor elkaar te krijgen waar ze anders nooit in geslaagd zouden zijn.
Op die manier weet men bijvoorbeeld ook bepaalde politieke en maatschappelijke ontwikkelingen sterk te vertragen of op andere wijze naar hun hand te zetten. Het spreekt voor zich dat de kiezer zich in een dergelijke besluitvorming, die dus verre van democratisch is, niet kan vinden.

Stiekeme democratie.

Democratie is een strijd om de gunst van de kiezer. Behalve dat men het zijn eigen doelgroep naar de zin wil maken, wil men andere groepen niet afschrikken. Men laat bij de kiezer daarom moedwillig onduidelijkheden bestaan. In feite stemt men, terwijl men maar de helft van de informatie krijgt. Welke standpunten wel duidelijk naar voor gebracht worden, heeft daarbij soms minder met de harde punten van de partij, dan met de populaire onderwerpen in het debat en de media te maken. Een evenwichtige en verstandige keuze valt, zonder zich grondig in de materie verdiept te hebben, niet te maken. Ook heikele punten binnen de eigen gelederen worden vaak, zo veel als maar mogelijk is, naar de achtergrond gedrongen. Democratie is in dit geval niet meer dan een toneelspel om de kiezers en leden te behagen!

Impopulaire democratie.

Dat er steeds minder mensen naar de stemhokjes komen heeft misschien ook te maken met het feit dat er impopulaire maatregelen genomen moeten worden. Bepaalde lagen van de bevolking voelen zich daardoor in de steek gelaten of zelfs aangevallen door de politiek en hebben, zeker wanneer het hun favoriete partij was die dat voorstelde, geen vertrouwen meer in de politiek. Het feit dat zij misschien minder of minder vaak de klos zijn dan anderen heeft daarop meestal  geen enkele invloed. Bepaalde groeperingen letten niet op grotere belangen. Ze letten louter alleen op hun eigen belang. In tijden dat er voor hun geen voordeeltje te behalen valt, zullen ze ook niet naar de stembus gaan.

De oninteressante democratie.

In het huidige systeem is het aandeel van de kiezer op de totale uitslag en daarmee op het beleid slechts een dertien miljoenste. Alhoewel zijn stem direct invloed heeft, is die invloed toch minimaal. Dit bevordert de interesse en de deelname aan de politiek mijns inziens niet. Vooral niet omdat de stem bij de verkeerde personen terecht kan komen. (zie eerdere paragraaf) Het politieke toneel is vaak ook veel te complex om in het stemhokje een verstandige keus te kunnen maken. Men heeft maar één stem maar men vindt zelden een partij waarmee men het volledig eens kan zijn. Stemmen is meer een kwestie van de minst slechte, dan van de beste kiezen. Dat maakt het voor velen oninteressant te gaan stemmen.

Ongecontroleerde democratie.

In het systeem van bijvoorbeeld de tweede kamerverkiezingen is het met het uitbrengen van een stem afgelopen. De gekozenen kunnen daarna doen wat ze willen. Het breken van verkiezingsbeloften kan door de kiezer niet worden afgestraft. Het vertrouwen in de politiek wordt daarmee geschaad en de afbraak van de democratie in gang gezet. Wel zijn veel kiezers bij volgende verkiezingen vaak alweer vergeten hoe men voorgelogen is, maar de belangstelling voor het politieke systeem lijkt toch vermindert te zijn.

De falende democratie.

Begin jaren tachtig tekende zich zowel onder het volk als in het parlement een meerderheid af die geen nucleaire wapens op Nederlands grondgebied wilde hebben. Alle politieke partijen leken dit standpunt te steunen, maar nog altijd zijn deze wapens er.
Al sinds 1975 vindt een meerderheid van het Nederlandse volk de inkomensverschillen te groot. Toch groeien ze nog steeds. Hoe kan dat toch?
Zo zijn er nog talloze voorbeelden te vinden. De democratische meerderheid blijkt geen enkele macht te hebben. Bepaalde groepen hebben, via de media, relaties en anderen kanalen, blijkbaar veel meer invloed op het parlement dan een meerderheid onder de kiezers. Is het een wonder dat men aan de democratie twijfelt?

De bedreigde democratie.

Mediacampagnes blijken een flinke invloed op het stemgedrag te kunnen hebben. Het zijn meestal groeperingen met veel economische macht en geld die dit soort campagnes financieren. Ook na verkiezingen hebben deze groeperingen de macht om door middel van lobbypraktijken gekozen vertegenwoordigers te ‘bewerken’ opdat ze hun stemgedrag ‘bij zullen stellen’. Ondemocratische invloeden verstoren de werking van de democratie en daarmee het vertrouwen wat men er in heeft.

De democratische misvatting.

Een groot aantal mensen zien de wijze waarop de tweede kamer gekozen wordt, als toonbeeld van de democratie. Zelfs tegenwoordig, terwijl fractiediscipline een steeds grotere rol speelt, is men die mening toe gedaan. Voor veel mensen is stemrecht zo wat synoniem met vrijheid.
Ondanks de grote waarde die men hecht aan onze vorm van democratie laat men zich tegelijkertijd uiterst negatief uit over de uitvoering daarvan. (Bron: Meer democratie, minder politiek? CPB).
Wil men eigenlijk toch liever een dictatuur?

Het gevaar van de democratie.

Het grootste gevaar dat schuilt in de democratie is dat de veel bejubelde democratie op volledig democratische wijze in een dictatuur verandert kan worden. Stiekum en stukje bij beetje kan men de democratische rechten inperken en alle macht steeds meer bij een steeds kleinere groep concentreren. Vooral in tijden waarin het volk ontevreden is, kunnen bepaalde mensen met mooie beloftes en het steeds verder onderdrukken en monddood maken van minderheden een dermate grote invloed krijgen, dat men de democratie buitenspel kan zetten. De wereld kent hier diverse voorbeelden van. Hitler is daarvan wel de meest bekende. Ook hij is uit de democratie voortgekomen.

Is er een alternatief?

Er is waarschijnlijk geen systeem te bedenken dat eerlijk en verstandig met de wensen van de kiezer omgaat en waar niet tevens het nodige op aan te merken valt. Het is duidelijk dat de kiezers meer invloed op het regeringsbeleid willen, maar aangezien niet alle kiezers hetzelfde willen zullen er altijd de nodige problemen blijven bestaan.

Geen opmerkingen: