dinsdag 13 december 2016

Ongelijkheid berekend!


Over ongelijkheid wordt de laatste jaren veel gesproken en dat is ook volkomen terecht. Men is het wel niet met elkaar eens hoe groot die ongelijkheid is, maar men schijnt het wel in grote mate met elkaar eens te zijn dat de ongelijkheid de laatste dertig jaar toegenomen is.
Diverse personen laten op het beschikbare cijfermateriaal verschillende berekeningen los om hun visie op de ongelijkheid te onderbouwen. Er is echter één rekenwijze die ik nog niet ben tegengekomen. Het is geen methode die erg goed dienst kan doen als maatlat om inkomens aan af te meten, maar het is wel een rekenwijze die duidelijk laat zien dat sommigen veel over houden en anderen veel te kort komen. Uitgangspunt van de berekening vormen de zogenaamde ‘noodzakelijke kosten van bestaan’.


De noodzakelijke kosten van bestaan


Deze kreet is een veel gehanteerd, maar weinig uitgewerkt begrip. Als het bijvoorbeeld gaat om bijstandsuitkeringen dan blijken de noodzakelijke kosten van bestaan lager te zijn, naar mate de regering het moeilijker heeft de begroting rond te krijgen. Die relatie kan ik niet helemaal volgen, maar is voor mijn verhaal ook niet van belang. Ik wil alleen een rekensommetje presenteren. Ik stel daarbij dat de noodzakelijke kosten van bestaan € 1500,- per maand zijn.
Als men dat zo stelt dan krijgt men vaak te horen dat dat oneerlijk is, want iemand die een duur groot huis woont heeft meer noodzakelijke kosten, dan iemand die in een relatief goedkoop klein woont. Als U er ook zo over denkt dan moet U maar eens proberen de uitvoerders van de Bijstandswet daarvan te overtuigen. Ik wens U veel succes en vooral een erg lange adem. We houden het dus maar op € 1500,-

De rekensom


– Een gezin dat een netto maandinkomen, inclusief toeslagen, lastenverminderingen en kwijtscheldingen, van € 1510,- heeft, houdt dus, na aftrek van de noodzakelijke kosten van bestaan, maandelijks € 10,- voor leuke dingen over. Veel is dat niet, meer dan een extra busritje met het gezin kan je er niet van betalen; maar je houdt tenminste wat over.

– Het volgende gezin in mijn voorbeeld komt aan € 1600,- netto. Ze houden dus, na aftrek van de noodzakelijke kosten van bestaan, maandelijks € 100,- over en kunnen dus wat meer leuke dingen doen. Als je dat bedrag een jaartje bij elkaar legt, dan kan er misschien wel een echte vakantie vanaf. Het tweede gezin, gezin B, houdt met zijn € 100,- precies 10x zoveel over als het eerste gezin, gezin A. Toch was hun inkomen maar € 90,- dat wil zeggen 6%, hoger.
Onthoud wat er gezegd wordt: slechts 6% meer krijgen, maar wel 10x zoveel overhouden!

– Gaat men naar een wat normaler inkomen van laten we zeggen € 2000,- dan hebben die mensen maar liefst 50x zo veel geld over om aan leuke dingen te besteden. Het netto inkomen van dit gezin C is echter nog geen derde hoger dan dat van gezin A. Ruim 32% meer krijgen en maar liefst 50x zoveel overhouden! Dat is nog eens een feest!

In dit stadium krijg je dan meteen mensen die gaan zeggen: “Ja maar, ze hebben ook hogere lasten. Ze hebben een duurder huis en ze hebben een auto nodig voor hun werk, enz. enz. Daarmee stijgen hun vaste lasten en houden ze minder over.” Juist dat is het dus. Het geld dat zij overhouden, hebben ze dus ingeruild voor het comfort van een groter huis en een auto. Ze hadden ook er voor kunnen kiezen hun geld aan vakanties, theater, eten of snoep te besteden. De noodzakelijke kosten van bestaan blijven echter onveranderd, zolang de gezinssituatie ook onveranderd blijft. Het is maar welke keuzes je maakt.

De onmogelijke uitkomst


Het volgende gezin is gezin D. Gezin D heeft een netto inkomen van € 1500,-. Zij houden dus niets over. Gezin A hield €10,- over. De vraag is nu: hoeveel keer meer is €10,- vergeleken met nul euro?
Die vraag is niet te beantwoorden!

Had D nu nog maar één eurocent over gehouden dan had je kunnen zeggen dat A 10.000x zoveel overhield. Nu het nul is geworden is A met slechts een tientje overschot oneindig veel beter af, dan al die mensen die niets overhouden.

Een feit is echter dat meer dan 1.300.000 Nederlanders niet in de noodzakelijke kosten van bestaan kunnen voorzien. Zij houden niet niets over, zij komen elke maand tekort!

Als in onze voorgaande rekensommen al is vast komen te staan dat je veel beter af bent wanneer je iets over houdt dan wanneer je niets overhoudt,
 hoe moet het dan wel niet zijn als je STEEDS TE KORT KOMT?

 

Slot


Als er weer eens gepraat wordt over inkomensongelijkheid hou dan eens het voorgaande in gedachten!
Het gaat er niet om hoeveel je krijgt, het gaat er om hoeveel je kan besteden aan dingen die JIJ wilt!

Geen opmerkingen: