donderdag 15 december 2016

Stedelijke herinrichting; succes of niet?


Over het algemeen wordt aangenomen dat de kwaliteit van het wonen in een ‘probleemwijk’ verbetert wanneer men voor een gevarieerde bevolkingsopbouw naar inkomen, huisvesting en herkomst zorgt. Het instrument waarmee men dit tracht te bereiken is bijna steevast het slopen en verkopen van goedkope huurwoningen en de bouw van koopwoningen voor de midden en hogere inkomens. Dit ‘geneesmiddel’ werd alom geslikt nog voordat de werking bewezen en de bijwerkingen bekend waren. Althans die indruk krijg ik er van.
De belangstelling voor de herstructurering lijkt voornamelijk aangewakkerd te zijn door extra gelden die de overheden beschikbaar stelden en de goede prijzen die er voor de koopwoningen op locaties dichtbij het centrum en toch ook dicht bij de uitvalswegen gemaakt konden worden. Dat maakt wijken tegen de 'oude kern' interessant.

Succes of niet?


Ondanks het feit dat het Sociaal Cultureel Planbureau al in 2013 in het rapport Werk aan de Wijk (pdf) al duidelijk maakte dat herstructurering van wijken (meestal) niet de gewenste resultaten oplevert, blijven, vooral rechtse gemeenteraden, de sloop van betaalbare woningen als enig middel tegen de veronderstelde verpaupering van wijken zien.
Het sociaal cultureel planbureau stelt over het gevoerde 'Krachtwijkenbeleid':
“Er zijn geen aanwijzingen dat het krachtwijkenbeleid heeft geleid tot een sterkere inkomensverbetering of sociale stijging in de aandachtswijken ten opzichte van de meest vergelijkbare wijken. Alles bijeengenomen zijn er geen robuuste gunstige effecten vast te stellen van het krachtwijkenbeleid op de veiligheid en de leefbaarheid in de buurt."

Een uitzondering op de negatieve berichtgeving over de ‘aandachtswijken’ vormt misschien de Bijlmermeer, maar dat was een probleem van een heel ander kaliber en daar is dan ook 1,5 a 2 miljard euro ingepompt.
Het grootste probleem bij het vaststellen of herstructurering gewerkt heeft of niet, is het feit dat de effecten lastig te meten zijn. Bovendien worden de gehanteerde meetmethoden door de mensen die de uitkomst niet bevalt vaak zeer sterk bekritiseerd. Dat alles geeft gemeenteraden alle kans door te gaan met meer te bouwen voor rijkere inwoners en nieuwkomers. Dat is niet geheel ontbloot van eigen belang, daar daarmee niet alleen de prijs van woningen, maar ook de prijs van bouwkavels opgedreven wordt.


Buurtparticipatie


Vreemd genoeg verwachtte men dat na een interventie in de wijk, waarbij de samenstelling naar inkomen, huisvesting, opleiding, enz. zou veranderen en de groep dus hetrogener in plaats van homogener wordt, meer betrokkenheid van de bewoners. De zogenaamde buurtparticipatie. Vaak blijkt echter dat het niet meer dan een kleine groep actieve autochtonen is, die bij de wijk betrokken zijn. Wellicht is het de zelfde groep als die voor de herinrichting ook de boventoon voerde?

Een in 2015 verschenen proefschrift van Mandy de Wilde stelt:
“Bewonersinitiatieven in ‘probleemwijken’ zijn de afgelopen jaren bejubeld omdat ze uiting zouden geven aan een bestaand gemeenschapsgevoel. Maar die zogenaamde gemeenschapszin wordt liefdevol, zorgvuldig en moeizaam aangejaagd door beleidsmakers en professionals.”

Zij zegt verder onder meer:
"Een professional die enthousiast doet met als doel enthousiasme op te wekken bij bewoners is bezig een subtiele interventie te plegen door op de gevoelens van bewoners in te spelen. Dit gebeurt aan de lopende band tijdens bewonersbijeenkomsten en daarbij reflecteren professionals openhartig en publiekelijk op hun eigen gevoelens en handelen.……
Een derde gevoeligmakende beleidstechniek bestaat uit het verzamelen van de persoonlijke verhalen en de voorbeeldige activiteiten van deze goede, actieve burger en deze te tonen in wijkkranten, op websites en in ander communicatiemateriaal zoals flyers en posters in de wijk. Hun trots, plezier en vreugde spat van de kleurrijke pagina’s en posters. Ze dienen ter inspiratie voor andere bewoners...."

Eigenwoningbezit en inkomensongelijkheid zorgen voor groeperingen met verschillende belangen, interesses en leefgewoonten. Dat verstoort het saamhorigheidsgevoel in een buurt. Ook het feit dat kopers dankzij hun geld de wachtende huurders voorbij streven, valt bij de woningzoekenden, die zich geconfronteerd zien met steeds langere wachtlijsten en steeds hogere huren, niet in goede aarde en zeer zeker niet als men weet dat voor de bouw van die koopwoningen goedkope huurwoningen hebben moet wijken.

Een gevarieerde wijk lijkt dus juist spanningen en problemen te veroorzaken in plaats van ze op te lossen.

Een beetje geschiedenis


Voor zover mij bekend was tot de zeventiger jaren de huurwoning een algemeen goed, ook de rijkeren woonden veelal in huurwoning en alhoewel eigenwoningbezit buiten de steden altijd normaler is geweest dan in de steden, konden zelfs luxe buitens gehuurd worden.
Rond de jaren zeventig lijkt er een omslag te komen, maar toch bouwde men in Almere in 1975 nog 78% huur- tegen 22% koopwoningen. (Het aantal koopwoningen in Amsterdam bedraagt, ondanks een verdubbeling van het aantal koopwoningen in de laatste 15 jaar, nog steeds slechts 32%.)

In de grootste steden werden de toenmalige buitenwijken gekenmerkt door een sterk uniforme bouw. Buurten met daarin tot 300 huurwoningen voor dezelfde inkomensgroep vormden geen uitzondering. Binnen de wijk lagen de buurten voor verschillende inkomensgroepen direct naast elkaar. Daarbij dient men er wel rekening mee te houden dat de inkomensverschillen tussen de verschillende lagen van de bevolking lang niet zo groot waren als tegenwoordig. Alleen langs de randen van de wijk vond men soms woningen voor de echt beter gesitueerden.
Deze moderne ‘tuinsteden’ stonden, toen ze gebouwd werden, bekend als schoon en fris en helemaal niet als achterstandswijk. In tegendeel zelfs; ze voldeden aan de modernste inzichten. Bij mijn weten, waren er in de jaren zestig, zeventig, in de tuinsteden dan ook geen aan de buurt gerelateerde problemen.

Problemen binnen de wijk lijken pas te ontstaan als het aantal twee-verdieners en daarmee de inkomensverschillen en het eigenwoningbezit toeneemt. De zelfde tijd wordt echter ook gekenmerkt door de opkomst van winkelcentra, gezondheids- en tandartscentra, buurten met voornamelijk kantoren of kleine bedrijfjes en gebieden met alleen sport- of recreatievoorzieningen. De woonwijk is door dat alles een beetje eentonige en desolate indruk gaan maken.

De achterstandswijk


De veel besproken achterstandswijk is in de meeste gevallen een wijk met lage huren. Het zijn vaak de oudere woningen die de laagste huren hebben. De wijken met lage huren kampen vaak met het probleem dat er zowel door de woningbouwcorporaties als door de overheid minder aandacht aan de woningen en de buurt geschonken wordt. Ook is de toekomst van oudere woningen met een lage huur vaak ongewis, waardoor men vaker geconfronteerd wordt met uitstel van onderhoud en renovatie. In een dergelijk geval zullen ook de bewoners zelf minder snel geneigd zijn in de woning te investeren en treed er een verloedering in.

Soms krijgt men wel eens de indruk dat men moedwillig een wijk laat verslonzen om een excuus te hebben huurwoningen te slopen om er koopwoningen voor in de plaats te zetten.

Bekend is dat er in deze ‘achterstands’ buurten vrij vaak een vrij groot percentage allochtonen woont. In de loop der jaren wordt dat vaak versterkt door het feit dat sommige autochtonen de wijk uittrekken en er zich weinig nieuwe autochtonen melden. Op zich hoeft dit helemaal geen probleem te vormen maar de taal- en cultuurverschillen tussen de verschillende, al dan niet allochtone, bewoners hebben vaak een negatief effect op het saamhorigheidsgevoel, waardoor men er minder snel toe komt samen iets voor de buurt of zelfs het portiek of de galerij te doen. Eenmaal ingetreden verval wordt daardoor niet gestopt. Een dergelijke buurt kan ook geen vuist maken tegen een slecht verhuurders- of overheidsbeleid.

Toch wonen er in deze achterstandswijken geregeld meer overlast veroorzakende burgers dan in duurdere wijken. De vrij goedkope woningen in dit soort buurten zorgen er namelijk voor dat mensen die niet goed weten hoe zij hun financiën moeten beheren, uiteindelijk in dit soort wijken terecht komen. Het zijn meestal de wat minderen van geest die niet met hun geld om weten te gaan. Helaas ontbreken bij een aantal van hen ook de nodige sociale vaardigheden, wat bij gebrek aan begeleiding en toezicht al spoedig aanleiding tot overlast kan geven. Een betere begeleiding van deze mensen zou het leven voor deze mensen en de buurt kunnen veraangenamen, maar in plaats daarvan kiezen overheden er voor deze buurten als hopeloze gevallen te beschouwen.
De zogenaamde herwaardering van de buurt, waardoor de armsten weggejaagd worden, heeft daarmee tot gevolg dat het aantal overlastgevers in andere goedkope buurten zal moeten stijgen. Men lost daarmee het probleem dus niet op, men verschuift het slechts.

Al met al spelen er in een wijk met goedkope huurwoningen een aantal factoren, die een ongunstige invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van de wijk. Eenmaal ingezet ‘verval’ zal dat versterken. De problemen hebben echter niet echt een directe relatie met de inkomensopbouw in de wijk of met de woonvorm. De oorzaak moet gezocht worden bij andere zaken, daaronder het beleid van gemeente en woonbouwcoöperatie.

Beeldvorming


Uit eigen ervaring is me bekend dat de aandachtswijk in de ene plaats van een heel ander kaliber is dan in een andere plaats. Sommige gemeentes lijken zich niet compleet te voelen wanneer er geen problemen zijn. Door een wijk het predicaat ‘aandachtswijk’ of zelfs ‘achterstandswijk’ te geven zet men echter een negatieve toonaard, die vaak met graagte door de plaatselijke pers overgenomen wordt. Deze pers voelt zich vervolgens geroepen ‘zekere uitwassen’ regelmatig en uitgebreid onder de aandacht te brengen. Dit alles heeft invloed op hoe de bewoners tegen hun wijk aankijken. Het idee dat er met hun buurt iets niet deugt, maakt dat men probleempjes waar men eerst overheen stapte nu als hinderlijk en overlastgevend beschouwd. Zeker als men ook nog het idee krijgt dat de wijk door ‘de politiek’ en 'de overheid' ten achter gesteld wordt.

Nieuwe autochtone huurders zullen een wijk die reeds bekend staat als aandachtswijk minder aantrekkelijk vinden. Allochtonen hebben dat bezwaar meestal niet. Een mogelijke verklaring daarvoor is misschien het feit dat zij de Nederlandse berichtgeving, of is het stemmingkwekerij?, niet volgen. Daardoor kan de wijk makkelijker een steeds groeiend aantal allochtone inwoners krijgen. Waardoor men in sommige kringen zelfs van gettovorming wil gaan te spreken.

Behalve door het beeld wat door de plaatselijke pers geschetst wordt, verkrijgt de plaatselijke overheid zijn informatie voornamelijk via de actieve buurtbewoners en buurtonderzoeken.
Men krijgt hierdoor echter makkelijk een vertekend beeld. De autochtonen voelen zich vaak wel geroepen iets van zich te laten horen, zeker als zij een ‘probleem’ zien, terwijl de allochtonen, naar het schijnt, zich liever afzijdig houden.
De meningen zijn daardoor vaak de meningen van de autochtone bevolking van de buurt en dan vaak nog van een zeer selecte groep. Het zijn vaak dezelfde mensen als die welke zich via buurtcommissies profileren.
De problemen die via de buurtcommissies naar voren komen zijn dus voornamelijk de problemen van de autochtone inwoners. Het valt niet te ontkennen dat sommige autochtonen, allochtonen ‘an sich’ al als een probleem zien. Allochtonen zien waarschijnlijk heel andere problemen. Zij worden echter zelden gehoord.

Kortom zonder een nauwgezet huis aan huis onderzoek, dan wel een gecontroleerde steekproef, valt moeilijk vast te stellen wat de buurt zelf van zijn wijk vindt en zijn uitkomsten van buurt-enquêtes zeer discutabel.

Verbetering?


Voor een goed onderzoek naar de resultaten van stedelijke herinrichting zou men in twee gelijkwaardige wijken een gelijke hoeveelheid geld, tijd en energie moeten steken. Tot op heden zijn voor zo ver mij bekend geen onderzoeken van dien aard gehouden. Er heeft wel een vergelijking plaats gevonden tussen wijken waar wel herstructurering plaats vond en vergelijkbare wijken waar de situatie onveranderd bleef. Al hoewel in de ene wijk veel tijd, geld en energie gestoken werd, terwijl de andere wijk min of meer voort sukkelde, zijn bij een dergelijk vergelijk de blijvende effecten van de stedelijke herinrichting niet opzienbarend. Ook treed er in diverse buurten waar woningen verkocht zijn, weer verpaupering op.

“Op Rotterdam-Zuid staan tienduizend koopwoningen er slecht bij, omdat eigenaren geen geld willen of kunnen uitgeven aan onderhoud. Deze woningen moeten dringend worden opgeknapt of vervangen, maar de vraag is wie de benodigde miljoenen gaat betalen……”
“…….. Corporaties moeten van de gemeente een half miljard euro investeren in de tienduizend verouderde particuliere woningen op Rotterdam-Zuid. Dat is een verliesgevende investering, omdat de woningen eerst door de corporaties moeten worden aangekocht, waarna ze meteen weer gesloopt en vervangen moeten worden door nieuwbouw van duurdere huizen…….”
Zie: Laat de huurders niet opdraaien voor verkrotte koopwoningen.

Wijkverbetering gaat bovendien bijna altijd samen met het aantasten van de architectonische samenhang van de wijk en met het vernietigen van een aantal bijna volgroeide bomen en ander groen. Bovendien wordt vaak veel gemeenschappelijke ruimte omgezet in privégrondstukjes. De stedenbouwkundige aanblik van de wijk verbetert door dat alles niet.
Toch kan men er, naar mijn mening, niet onder uit dat een aantal van de ‘opgeknapte wijken’ er, ook na een aantal jaar er beter uit zien, dan de verwaarloosde wijken. Misschien valt dit te verklaren uit een veranderde houding van overheid en betrokken woningcorporaties, die een buurt waarin zoveel geld gestoken is, niet opnieuw willen laten verloederen. Het moet tenslotte, nadat er zoveel geld ingestoken is, nog een aantal jaren mee en bovendien moet zo een wijk het visitekaartje van geslaagd overheidsbeleid kunnen zijn.

Bevolkingsdruk


Het valt trouwens niet te ontkennen dat herstructurering duidelijke gevolgen heeft voor de wijk.
Wanneer men (galerij)flats vervangt door eengezinswoningen wordt de bevolkingsdichtheid ongeveer gehalveerd. De druk op de omgeving, de buurt, wordt dus minder. Minder auto’s in de straten, minder parkeerproblemen, minder fietsen voor de deur, minder kinderen op straat, minder hangjongeren in de buurt en minder slijtage, schade en zwerfvuil.
Minder mensen, minder burenruzies en minder probleemgevallen. Minder huizen, minder werkzaamheden in de buurt. Alles minder, dus ook minder kosten. Dat op zich kan al een aanmerkelijke verbetering zijn.
Toch hoeft er per hoofd van de bevolking in zo een geval niet erg veel veranderd te zijn, maar het aantal bewoners van de buurt is wel bijna gehalveerd.

Dat laatste heeft dan wel als nadeel dat de collectieve voorzieningen zoals winkels, scholen, huisartsen, openbaar vervoer, e.d. ook minder zullen zijn. Dat zal dan vooral de autoloze armsten en de ouderen het hardste treffen, waardoor er toch weer nieuwe problemen ontstaan. Deze problemen zijn echter persoonlijk, blijven daardoor meestentijds verborgen en bovendien worden ze zelden als een gevolg van de herstructurering van de wijk gezien.
Alhoewel dus niet direct zichtbaar heeft de verminderde bevolkingsdruk dus ook belangrijke nadelen en vooral voor de zwaksten in de samen leving!

In buurten met ééngezinswoningen blijft de eventuele verloedering grotendeels verborgen. Men heeft ten slotte voldoende eigen tuin om zijn troep te bergen en behalve de voorgevel valt er meestal weinig van de woning te zien. Het weinige gemeenschappelijke groen in de buurt drukt nauwelijks een stempel op de buurt en kan met weinig onderhoud en toezicht toe.
Heel anders is de situatie in buurten met veel (galerij)flats. Daar is de druk op gemeenschappelijke speel-, ontmoetings- en recreatieplaatsen groot en dat veroorzaakt al snel overlast en rommel.

Een straat met een galerijflat levert bijna 5x zoveel bewoners als een zelfde straatlengte met eengezinswoningen. Gewone zaken als gestalde fietsen en geparkeerde auto’s geven daardoor al snel een rommelig beeld. Een bijkomend probleem is vaak het gebrek aan berging wat veel flats kennen. Daardoor is men soms gedwongen balkons, galerijen, portalen of de buitenruimte tegen de flat als bergruimte te gebruiken, al was het maar om dat oude bankstel dat met het grofvuil mee moet even kwijt te zijn tot men het op komt halen. Bij onvoldoende (sociale) controle kunnen dit soort zaken problemen gaan geven.

Burenoverlast ontstaat natuurlijk eerder als men dicht opeen gepakt in een flat zit dan in een straatje met eengezinswoningen. De kans dat meerdere mensen last hebben van een a-sociaal individu is ook groter. Er bestaan echter ook vormen van overlast die specifiek zijn voor eengezinswoningen. Bijvoorbeeld de overlast veroorzaakt door houtrook, barbecues, tuinfeesten e.d. Er klagen dan echter minder mensen, wat echter het probleem voor het getroffen individu er niet kleiner op maakt.

De aandacht die door corporaties en de overheid aan buurten met flats geschonken wordt, houdt naar mijn mening en voor zover ik kan zien en beoordelen, geen gelijke tred met het aantal bewoners en het karakter van de buurt. Ik krijg zelfs de indruk dat men liever meer tijd en geld aan de wat gegoede dun bevolkte wijken, dan aan de dichtbevolkte buurten besteed.

Niet alleen het onderhoud, ook het toezicht lijkt in buurten met flats minder te zijn. Bij eengezinswoningen kan men immers door simpel weg een keer door de straat te rijden bijna de gehele gemeenschappelijke ruimte overzien. Bij buurten die uit flats bestaan blijft dan echter veel verborgen.
Het is dus nog maar de vraag of 'probleemwijken' net zoveel problemen zouden geven, als overheden en woningcorporaties er een evenredige hoeveelheid aandacht aan zouden schenken.

Status en de buurt


Een gevarieerde wijk confronteert de bewoners met hun sociale status. In de huidige maatschappij met zijn grote inkomensverschillen en neoliberale gedachten zullen de armsten zich minderwaardig gaan voelen en door de nabijheid van beter gesitueerden daarmee dagelijks geconfronteerd worden. Dit schept een sterk gevoel van onbehagen, afgunst en soms zelfs woede.
De rijken zullen zich op hun beurt door de lagere klassen bedreigd voelen. Ook botsen de belangen van de armsten in de wijk veel al met de belangen van de rijken. Hierdoor ontstaat wrijving. De rijken zullen de armen als een smet op, en een negatieve kracht in, hun buurt zien en daarom de buurt willen verlaten.
De middenklasse zal zich willen afzetten tegen de lagere klasse, tegelijk is men jaloers op de hogere klasse. Saamhorigheid binnen de buurt zal daarom ver te zoeken zijn. Zeker als de middenklasse door verhuurdersheffingen meer moet betalen voor een zelfde woning als waar de armsten huursubsidie voor krijgen.

De huidige statuscompetitie, waarin het huis, de auto, de nieuwe badkamer of keuken zwaar weegt, maakt dat men zich onbehaaglijk voelt wanneer de omgeving het zichtbaar beter heeft. In een dergelijke samenleving zien de werkenden niet de schraperigheid van hun bazen, maar de armsten die met hùn belastingcenten ondersteund moeten worden, als het grootste obstakel op de weg naar hun eigen succes. De armsten zien daarentegen in de rijkdom van de anderen een verklaring voor hun armoede.

Wilkinson: “De omvang van de inkomensongelijkheid bepaalt de kwaliteit van de sociale relaties en de angst. In een samenleving met grote inkomensongelijkheid vergroot de angst dat anderen ons slecht zullen evalueren. Ongelijkheid schept afstand, minder contact, waardoor er minder vertrouwen, verenigingsleven en samenhang is. In meer gelijke samenlevingen is er meer vertrouwen tussen mensen en is het verenigingsleven rijker. De angst om niet te voldoen, is er kleiner.”

Er is een tekort aan wat duurdere huur- en koopwoningen.


Er wordt vaak gesteld dat er een grote vraag is naar wat de duurdere huur- en koopwoningen genoemd worden.

Dat is natuurlijk kolder!
Iedereen wil graag zo goedkoop mogelijk wonen. Men zoekt de wat duurdere huur- en koopwoningen omdat men dan sneller aan een woning komt, want de goedkope huur- en koopwoningen zijn uiterst schaars. Voor echt goedkope huurwoningen bestaan wachttijden van 11-14 jaar. Dat zegt genoeg over de vraag er naar.

Een andere reden voor de vraag naar ‘het midden segment’ is dat men, zolang men de bedragen op kan hoesten, meer keus heeft in welke gemeente, plaats of buurt men zich, zonder last te hebben van wachtlijsten, kan vestigen. Neem daarbij de huidige tendens om in de eengezinswoning de ideale huisvesting te zien en de zogenaamde vraag is verklaard.

Het hele idee van een woning kopen is ‘ons’ trouwens voor een groot deel aangepraat via de media. De koophuizen zouden groter en beter zijn (hoe kan dat als veel koopwoningen voormalige huurwoningen zijn), men zou (voornamelijk dankzij de door de overheid verzonnen voordeeltjes) goedkoper uit zijn dan wanneer men huurt (maar volledig bewezen heb ik dat nog niet gezien) en het zou (als alles tenminste goed gaat) een mooi appeltje voor de dorst zijn, want het huis zou bij verkoop veel meer opleveren dan het gekost had.
De tijd en het geld dat men echter aan onderhoud en verbeteringen kwijt is, wordt daarbij echter zelden in rekening gebracht. Het 'voordeeltje' wat men bij de verkoop zou behalen is de vergoeding van vele jaren investeren en ploeteren!

Wat is in dit verband trouwens ‘de wat duurdere huurwoning’? Geen enkele nieuwbouw huurwoning is voor iemand op of onder de armoede grens (1,4 miljoen personen) betaalbaar. Een half miljoen mensen woont daardoor al in een huurwoning met een huur die ze niet op kunnen brengen. Een aantal mensen zijn gemiddeld zelfs meer dan de helft van hun toch al karige inkomen kwijt aan hun woonlasten.
Er is dus eigenlijk vraag naar minstens een half miljoen goede, goedkope huurwoningen!

Misvatting?


Een mogelijke misvatting is trouwens aan te nemen dat iedereen in een dure nieuwbouwwoning een verbetering zal zien. Er zijn genoeg mensen, die niet in de huiskamer willen koken, onder de douche op de wc willen zitten, de hitte onder hun pannen af willen zuigen, op een buiten de gevel stekend balkon in de wind te kijk of in een tuin met spinnen en onder de rook van de barbecue van de buren, willen zitten.

Ook de zogenaamde betere woningisolatie biedt weinig voordeel als de bewoner toch al zuinig was. En wat is de besparing als de ramen zo klein worden dat men de hele dag het licht aan moet hebben en de zon de kamer niet meer opwarmt? Bovendien valt altijd nog maar af te wachten of een nieuwbouwwoning wel de beloofde normen haalt, want het is niet ongebruikelijk dat nieuwbouw de nodige gebreken vertoont. Soms waait er zelfs een frisse bries langs de ramen met dubbel glas.
En laten we eerlijk zijn: ook de meeste burgemeesters en wethouders wonen vaak liever in een oud statig pandje aan de gracht dan in een modern architectonisch gedrocht van donkerbruine bakstenen met kleine ramen en scheve muren.

De hedendaagse huisvesting is meer een kwestie van wat men waar ‘krijgen’ en betalen kan, dan een kwestie van eigen vrije keuze.

Conclusie


Men kan niet stellen dat de gemengde buurt een betere buurt zal zijn. Het lijkt meer afhankelijk te zijn van of de overheid en de eigenaren-woningcorporaties de buurt netjes en goed functionerend willen houden of niet. Kortom de kwaliteit van de buurt is in grote mate afhankelijk van het feit of men voldoende tijd en geld aan de buurt wenst te spenderen.

De herstructurering schijnt er louter op gericht te zijn goedkope huurwoningen te slopen en zo de wachtlijsten voor betaalbare huurwoningen extreem lang te houden. Alleen dan kan men namelijke voldoende koop- en huurwoningen in het midden- en duurdere segment aan de man brengen.
Het mes snijdt dus aan twee kanten.

Zouden de wachtlijsten verdwijnen dan zouden zowel de huur- als de koopprijzen van woningen dalen. Daarmee dalen dan ook de winsten van corporaties en projectontwikkelaars, van de bouwbedrijven en de bouwmaterialenhandel en van de grondspeculanten of gemeentes.
In een economie die gericht is op groei zal dat ongewenst zijn. Dat ondertussen een steeds grotere groep Nederlanders niet meer op normale wijze aan een passende en betaalbare woning kan komen, deert schijnbaar niet.

Pieter


Bronnen

SCP rapport Werk aan de Wijk (pdf)

www.rijksoverheid.nl/…..voortgang-wijkenaanpak
www.socialevraagstukken.nl/scp-rapport…nauwewelijks relevant
www.socialevraagstukken.nl/scp-rapport  gooit-kind-met-badwater-weg
socialevraagstukken.nl/wijkaanpak-maakt-gezonder
socialevraagstukken.nl/effect-van-eigen-woningbezit
socialevraagstukken.nl/grootschalige-wijkaanpak
socialevraagstukken.nl/van-intervenieren-naar-innoveren
socialevraagstukken.nl/hoe-gemeenschapsverlangen
WRR: Hoe ongelijk is Nederland.
www.mo.be: Prof. R. Wilkinson over inkomensongelijkheid.
www.shadebrug.nl: laat huurders niet opdraaien voor verkrotte koopwoningen
www.nu.nl/…corporaties..steken 2 miljoen in koopwoningen
www.nul20.nl/…bijlmer-nog-niet-af
– Verspreide fragmenten van Joseph Stiglitz, Thomas Picketty, R.G. Wilkinson en K. Pickett.
– Diverse artikelen van nieuwsdiensten en diverse opiniestukken.
– http://www.woonamsterdam.info/rapport-2014/2014-hfd-2/
– Topografische studies via Google maps en http://www.opentopo.nl
– eigen ervaringen en waarnemingen.


Geen opmerkingen: